Gesprek
met Cornelis Le Mair
‘My home is my castle’. In het geval van
kunstenaar Cornelis le Mair is dat geen kasteel maar een geclasseerde hoeve in
het agrarisch gebied aan de rand van Eindhoven waar hij zijn home heeft
omgebouwd tot een decor uit een Oosters sprookje . Boeddhabeelden verwelkomen
de bezoeker en een hindoeïstische Ganesh
met het olifantenhoofd staat in de inkomhal.
Kunt
u iets vertellen over de historiek van dit merkwaardige huis?
Uit het fundament, de bouwstijl en het
gebinte kan men afleiden dat de boerderij dateert uit ca. 1860. Het is een typisch
Brabantse langgevelboerderij. Veertig jaar geleden heb ik dit pand betrokken.
Omdat ik van het buitenleven houd en wat kleinvee wilde in de tuin, was het
voor mij ideaal.
Hebt
u grote verbouwingen gedaan?
Het gebouw is een stedelijk monument en ik
mag geen ingrijpende veranderingen doen. Toch heb ik het authentieke en
rustieke karakter willen benadrukken. Op mijn vele reizen heb ik souvenirs
verzameld die hier een onderkomen vinden. Maar ik heb alle comfort met een
gerieflijke keuken, een badkamer enz.
De
stijl is eclectisch hoewel de Oosterse elementen domineren. Ik voel me hier in
een Tibetaanse tempel, maar ik zie ook een collectie violen, Tiffany-lampen en
veel glaswerk. Hoe komt u tot deze combinatie?
Ik heb geen gerichte stijl in mijn hoofd
maar wat past in mijn smaak, past ook in mijn huis. Omdat ik gek ben op het
Oosten haal ik veel materiaal uit landen als Thailand, Indonesië of Nepal. De
wanden en de zolderingen zijn bekleed met stoffen uit India. Ze bestaan uit een
patchwork van sari-randen in goud en warme kleuren. De creativiteit van die mensen
komt tot uiting in hun kleurkeuze, hun stoffen, hun keramiek, hun beelden. Het
is niet het spirituele dat mij in het Oosten aantrekt maar het artistieke. De
violen heb ik gekocht van zigeuners die in geldnood zaten en ik gebruik die
objecten ook in mijn schilderkunst. De Tiffany-lampen harmoniëren qua kleur met
de wandbekleding, de tapijten en de meubels. Er zijn er met geometrische patronen
maar ook met dieren- en bloemdessins afgebeeld in allerlei vormen en maten.
Je
verzamelwoede lijkt wel onbegrensd. Koop je functioneel en leg je jezelf ook
beperkingen op?
Mijn Venetiaans glaswerk koop ik soms op
veilingen. Ik heb een grote voorliefde voor Murano glaswerk maar ook voor vazen
uit cloisonné. In India koop ik
miniaturen en ik verzamel ook Japanse prenten. Ik koop wat ik mooi vind en zie
achteraf wel of ik het als object kan gebruiken in mijn schilderijen. Veel kan
ik niet meer bijkopen want het staat al helemaal vol. Daarom ben ik nu
selectiever in mijn aankopen en de dingen die ik van minder allure vind, geef
ik weg.
Veel
van je meubels heb je zelf gemaakt. Heb je een opleiding als meubelmaker
gevolgd?
Helemaal niet. Je mag me gerust een
knutselaar noemen. Maar ik heb wel wat vormgevoel en laat me leiden door mijn
intuïtie. Beschilderde kasten in rococostijl, het onderstel voor een marmeren
tafel, zelfs muziekinstrumenten bouw ik zelf. Als je weet hoe iets werkt, wijst
het zichzelf. Wat ik vooral wil doen is een instrument maken dat een sieraad is voor het vertrek. Op
de binnenkant van het meubel schilder ik een tafereel dat een eigen verhaal
vertelt.
Glas
en keramiek fascineren je blijkbaar ook? Zijn de ramen van je atelier authentieke
glasramen?
Mijn buurman is een glazenier. Hij heeft
het glas-in-lood gemaakt en ik heb er de medaillons in geschilderd. De kleuren
en de vormen zijn aangepast aan het interieur. In de badkamer zie je vooral İznik-keramiek. Het zijn beschilderde
tegels zoals je die in veel Osmaanse gebouwen aantreft. De porseleinen wastafel
met blauwe bloemmotieven komt van de rommelmarkt aan de Porte de Clignancourt
in Parijs.
De
ruimte die als atelier dienst doet is nauwelijks als dusdanig te herkennen. Ik
zie alleen een ezel en enkele verftubes. Ik waan me eerder in een stemmige
huiskamer.
Ik heb niet veel nodig om te kunnen
schilderen Wat olieverf, acrylverf voor de onderschildering en enkele penselen
volstaan voor mij. Normaal staan hier ook mijn muziekinstrumenten maar die zijn
nu op de tentoonstelling in Zeist. Mijn klavecimbel en spinet zijn fantastische
meubelstukken. Ik ben geen klavecinist maar ik heb jarenlang muziek gemaakt. Ik
was een troubadour die zijn eigen ballades speelde maar ik trad ook op met
groepjes die folkmuziek speelden en met bekende muzikanten als Ferre Grignard
en Wannes van de Velde.
Mag
ik je atelier een rariteitenkabinet noemen?
Dat is het zeker. Omdat ik van de natuur
houd wil ik die ook hier rond mij hebben. Bijvoorbeeld in de vorm van opgezette
dieren als fazanten of een felroze flamingo. In Antwerpen kocht ik een glazen
stolp met een mensenfoetus op sterk water. Alles heeft hier zijn plaats zoals
in het rariteitenkabinet van tsaar Peter de Grote. Maar ik heb meer dan één
atelier. De grote schilderijen maak ik in een vertrek waar ik ook mijn meubels
in elkaar steek en waar ruimte is voor werken van 3m x 3m en voor mijn
maquettes. Daar vervaardigde ik ook uit karton en modelleerpasta een maquette
van een fantasie-paleis op een grondvlak van 250 cm diameter. Het is een
combinatie van allerlei stijlelementen uit de Italiaanse, Russische, Oosterse
en Chinese kunst. Ik noemde dit gebouw ‘Vanitas’ en maakte er een
sprookjesachtig geheel van met veel wonderlijke details.
Naar
welk van je vele bezigheden gaat je voorkeur uit?
Wat mij het meest fascineert is de
afwisseling. Ik wil niet met één discipline bezig zijn maar nu eens een
stilleven maken met tinnen borden en glaswerk, dan een portret of een landschap,
een tafel, een klok, een maquette of een muziekinstrument. Deze variatie maakt
mijn kunstenaarschap bijzonder boeiend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten