In het West-Vlaamse Oostrozebeke woont kunstenaar Georges Schelstraete
in een landelijke omgeving. Op de grasvelden rond het huis staan zijn levensgrote
bronzen beelden, in het atelier kijken ranke
modellen je aan van op langwerpige bladen papier.
Meteen wordt duidelijk dat Schelstraete gefascineerd is door
schoonheid, teerheid en bevalligheid. Zijn
modellen zijn vaak jonge meisjes die schuchter en half afgewend iets van
hun lichamelijkheid prijs geven. De schilder zoekt echter meer dan het puur
waarneembare en peilt naar de diepten van de ziel. Maar het is ook zijn ziel
die op het blad wordt vastgezet in fijne lijnen, vegen en vlekken. Hij schildert
met acryl maar gebruikt daarnaast houtskool, Siberisch krijt en grafietstift.
De grens tussen tekenen en schilderen verdwijnt. Soms tekent
hij met het penseel en schildert hij met zwarte krijtjes. Het grafische is een
onderdeel van het totale beeld dat hij wil maken. Zo ontstaat een symbiose
tussen de fijne lijn, de harde krabbel en vlekken verf. Voor Schelstraete
volstaat het niet dat een tekening een goede fotografische weergave is. Hij wil
komen tot zijn ‘lezing’ van wat mensen zijn. De gevoeligheden van de kunstenaar worden
leesbaar in het werk door de taal van strepen en punten. “Tekenen is taal voor
mij. Als je met taal zorgzaam omgaat, kan je de meest mooie dingen
neerschrijven. Dat is ook zo wanneer je tekent of schildert. Je ontwikkelt een
eigen alfabet dat je neerschrijft met krijt, houtskool en acryl en waarmee je (de) verhalen van mensen vertelt.”
Mensen zijn voor Schelstraete de meest fantastische wezens die er
bestaan, heel dynamisch maar ook teder en kwetsbaar. Ze vormen een dubbele
entiteit: sterk en krachtig maar ook fragiel.
“Ik ben mateloos verrukt en
geboeid door mensen. Ik ben opgegroeid in een warm nest waar iedereen welkom
was. In de jeugdbeweging en in het vormingswerk heb ik later met kwetsbare
mensen leren omgaan. Die bagage zit voorgoed in mijn hoofd en in mijn hart.”
Dat merkt de kijker aan de liefdevolle afbeeldingen van zussen, van een slapend
kleinkind, van een mijmerende vrouw.
Hoewel de tekeningen vinnig en snel gemaakt zijn, stralen ze een
innerlijke rust uit. Ondanks de vele streepjes, lijnen en krabbels is het
totale beeld de rust zelve. Zelfs als Schelstraete mensen in beweging
schildert, zoals een spelende violiste, ligt het accent op de atmosfeer die van
de muziek uitgaat, op het dansante dat toch in evenwicht is met de witte
ruimte, wat zorgt voor een serene , geëquilibreerde sfeer. “Ik teken zo weinig
mogelijk ballast erbij en houd beweging en eenheid over. Voorbereidende
technische schetsen helpen me wel om te weten hoe iets in elkaar zit maar de
anatomie is amper belangrijk in mijn werk.”, aldus Schelstraete. Het zuivere anatomisch tekenen, is mij te
functioneel. Ik teken naar model als een
zelfstandige vorm van kunst. Het gaat niet louter om de juiste vorm maar om
beelden van mensen die een ziel krijgen. Ik denk veel na over mijn werk maar als ik teken, werk ik heel impulsief / intuïtief. Daarna neem ik afstand van mijn werk - soms heel letterlijk- om
zo objectief mogelijk te lezen wat er staat. Een vettere streep, een dikkere
toets … alles krijgt een betekenis. Het na-denken na een werk is tegelijk
voor-denken voor het volgende.”
Schelstraetes voorkeur gaat uit
naar handgeschept Nepalees papier dat onder meer al eeuwen lang door de
Tibetanen gebruikt wordt. Het is gemaakt van de Lokta-plant die groeit op
hoogtes vanaf 2000 meter. Alleen zout en water worden gebruikt om de
houtachtige vezels zacht te maken. Elk blad heeft een scheprand aan vier
zijden en het oppervlak is mat met een zijdeachtig karakter. Kleine houterige
stukjes geven structuur aan het blad. Het lijkt fragiel maar is ijzersterk. Elk
vel heeft een andere tint van natuurkleurig beige tot diepbruin. Om de bruine
kleur te verkrijgen wordt het papier gekleurd met noten of bister. Het gebruik
van handgeschept papier heeft tot gevolg dat de tekening of schildering
onmiddellijk juist moet zijn. Achteraf kan er niets meer veranderd worden.
Schelstraete werkt
ook graag op afwijkende formaten. De ene keer kiest hij voor een vierkant blad
omdat dan de regels van de gulden snede vervallen en je een andere compositie
moet bedenken. De andere keer schildert hij op langwerpige bladen die een
bijzondere uitdaging vormen. Zo’n blad heeft onvoldoende breedte waardoor de
schilder zich in het keurslijf van de statische beelden dwingt waarvoor telkens
een andere oplossing moet gevonden worden.
Schelstraete houdt
ervan ‘open’ te schilderen. “Het weglaten van bepaalde delen zet de kijker aan
om zelf in te vullen, te dromen, te fantaseren omdat er letterlijk en
figuurlijk nog ruimte is op het blad. Door de dingen open te laten, nodig ik de
toeschouwer uit – niet om mijn verhaal te lezen – maar om zijn verhaal erin te
plaatsen en te herkennen.”
Aan het einde van
ons gesprek houdt Schelstraete nog een warm pleidooi voor schoonheid in de
kunst. Bij het kijken naar kunst wil hij op zichzelf teruggeworpen worden, wil
hij antwoorden vinden op de vragen ‘Wat voel ik en wat denk ik?’. “Kunst kan me schokken maar
moet me wel de kans geven
mezelf terug te vinden en even te kunnen wegdromen. Waarom zou kunst niet mooi
meer mogen zijn? De grauwheid van elke dag is
al voldoende in de media aanwezig. Kunst moet
daar niet nog een schep bovenop doen. Ik weet dat er buiten mijn atelier
allerlei gebeurt wat ik niet wil, maar in mijn kunst wens ik warmte te vinden, verstilling en
dynamiek.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten