Voor
Gabriele Musebrink is schilderen iets anders dan wat normalerwijze onder het
hanteren van penseel en verf wordt verstaan.
In
haar atelier valt meteen de grote vensterbank op waar een collectie van
schelpen, schedels, mossen, takken, stenen en veren is uitgestald. Het zijn
haar inspiratiebronnen in gedempte aardekleuren, grijze of bruine tinten. De
natuur wordt op een verstilde manier in haar werken binnen gehaald.
Op
haar reizen verzamelt Musebrink voorwerpen met een interessante structuur of
textuur. Noorwegen is een land waar ze materiaal vindt, dat ze in kleine potjes
mee naar huis neemt en dat gebruikt wordt om de ondergrond van haar werk reliëf
te geven of om om de verf substantiëler te maken.
Schilderen
bestaat voor haar uit het aanbrengen van pigment in lagen. Dat doet zij niet op
de klassieke wijze maar zij zoekt naar een uitdrukkingsmiddel om weer te geven
welke gevoelens zij ervaart als ze doorheen mos stapt, of over stenen gaat.
Haar cello-leraar had haar overhaald om naar Noorwegen te reizen waar ze
ontdekte dat het een land is dat door zijn vrijheid en wijdsheid haar diepste
innerlijk aanspreekt. Het desolate karakter geeft het een bijzonder
aantrekkingskracht. In schetsboeken zet zij haar indrukken neer. Een handig
kistje met pigment, zand en gemalen leisteen gebruikt ze om kleur en lijnen op het
dunne papier van haar schetsboek te zetten. Kleur- en structuurherinneringen,
noemt ze die bladen.
Aanvankelijk
werkte Gabriele Musebrink figuratief maar het ging er haar altijd om vlakken in
beweging te brengen en kleuren tot leven te roepen. Een ouder werk stelt Gaia
voor - de godin van de aarde - een enorme vrouw die het hele blad vult. In die
tijd kocht ze haar olieverven nog maar ze
vermengde ze met houtbeits om een andere structuur te verkrijgen.
Gabriele gebruikt graag klassieke bindmiddelen als caseïne, die ze zelf uit
kaas maakt, Arabische gom en eitempera. Al haar verven stelt ze zelf samen met pigment
en bindmiddelen. Ook met vernis en papier experimenteert ze graag. Gedurende enkele
jaren hield ze zich met aquarel bezig en leerde ze hoe ze water en verf tegelijk hun vrije loop kan laten en toch ook
tijdig bijsturen. Figuratief tekenen en aquarelleren waren een goede leerschool
voor haar latere experimenten.
De
overgang van figuratief schilderen naar abstraheren was bij haar een lang
proces. Het ging er haar nooit om figuren weer te geven. Meestal schilderde ze
fragmenten om aan te geven dat mensen uit deelverzamelingen bestaan. ‘Zowel
innerlijk als uiterlijk vormen we een fragiele ruimte.’, aldus Gabriele. In
Italië ontdekte ze in een omgevallen olijvenboom de vormen van een menselijk
lichaam. Toen besefte ze dat het dit was wat ze zocht en maakte ze haar eerste
grote structuurbeeld. Gips en zand werden in het schilderproces betrokken en het
resultaat maakte haar duidelijk welke weg ze wilde inslaan.
Tijdens
een vakantie in Nederland vond ze op het strand met teer besmeurde resten en
een vogellijk . Dat leidde haar naar het thema ‘dood’, waar ze een cyclus aan
wijdde. ‘Muurstructuren, de gangen die dieren en insecten graven, of hun sporen
zijn een transportmiddel voor datgene wat levensprocessen zijn. Het is telkens
weer fascinerend om te zien hoe in de kleinste details hele levensfasen
verscholen zitten.’ beweert zij.
Vroeger
was Gabriele Musebrink een kunstenares die uitsluitend in haar atelier werkte
maar nu heeft ze ontdekt dat kunst en leven een symbiose vormen en niet van
elkaar los kunnen komen. Dat leven zoekt ze nu buiten op in de ruige natuur van
de Himalaya of in het desolate van stille vlaktes.
Nu zijn
haar werken vrijer, is het meer een spel, een nieuwsgierig zoeken en spelen met
het materiaal. ‘Ik ben een onderzoeker. Soms komen werken in mij op en is er
een onweerstaanbare innerlijke drang om te scheppen.’
In
Holland ontdekte zij in de omgeving van Arnhem een papiermolen waar de molenaar
voor haar special papier schepte. In de
komende maanden wil zij daarmee een project uitwerken. Op kleine bladen
schildert zij vlakken en vlekken die structuur krijgen doordat het papier met
de hand geschept is. Ieder blad is uniek, heeft een eigen karakter en wordt op
een aparte manier bewerkt.
Gabriele
is op een moment in haar leven gekomen, dat ze weet waarnaar zij al twintig
jaar zoekt: spelen met verf, met structuren en texturen die telkens in
huiddunne lagen op elkaar gelegd worden.
Alles
wordt innerlijk grondig voorbereid zowel qua kleuren als naar het proces toe .
Het lijkt alsof zij expressief werkt maar wat we zien, is het resultaat van veel
denkwerk. Zij citeert de Duitse filosoof Sloterdijk : “Alleen wat innerlijk is voorbereid, kan
naar buiten komen.”
Gabriele
maakte ook schilderijen bij een muziekcompositie, gebaseerd op vijf haiku’s van de Japanse
dichter Basho. Drie maanden lang luisterde zij dagelijks naar deze
experimentele muziek zonder dat er iets gebeurde. Zij ontdekte telkens nieuwe
facetten in de muziek en na drie maanden is zij pas beginnen schilderen. 68 werken zijn daaruit ontstaan. De muziek leidde haar meer naar de essentie
dan de tekst omdat die directer en abstracter was. Het resultaat waren
monotypes op papier en canvas, inkt werd met olie gemengd , pigmenten als
kraplak toegevoegd. Wanneer men zich in de werken verdiept ziet men dat muziek,
tekst en beeld samenvallen. In het werk van Basho klinkt, net als in
de schiderijn van Musebrink, de
boeddhistische filosofie door en wordt men herinnerd aan de vergankelijkheid
van het leven.
Gabriele
droomt ervan op hoge leeftijd nog creatief te blijven en vreugde aan haar werk
te mogen beleven. Haar nooit afnemende nieuwsgierigheid staat daarvoor garant. Na jarenlang zoeken is
ze op een punt gekomen dat ze zelfbewust in het leven staat en dat ze beseft
dat we in ons dragen wat we vaak buiten ons zoeken.
Bruni
Mortier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten