dinsdag 26 november 2013

Horror, romantiek en zwarte gal in een artistieke cocktail Teken-en schilderwerk van Stijn Felix





Toen enkele maanden geleden een Humo-recensent de nieuwe CD met muziek van Jan Swerts besprak, wijdde hij  lovende woorden aan de schilderijen van Stijn Felix die op de hoes en in het bijhorende boekje afgebeeld staan.  ‘Anatomie van de melancholie’ is niet alleen de poëtische en melodische titel van de CD maar ook het thema waarop schilder-illustrator Stijn Felix zich kon uitleven. Iedere songtitel verwijst naar het werk van een kunstenaar en iedere afbeelding is een portret dat die melancholie en Sehnsucht ademt. Zowel in de muziek als in de schilderijen gaat het om sfeerschepping en het oproepen van een stemming . Hoewel Stijn Felix geen neerslachtig iemand is, voelt hij zich toch sterk aangetrokken tot het dramatische en het weemoedige. De schilderijen voor ‘Anatomie van de melancholie’ zijn geïnspireerd op het verschijnsel ‘zwarte gal’. Volgens de oude Grieken werd de gemoedstoestand van mensen bepaald door het evenwicht tussen vier lichaamssappen waaronder zwarte gal. Een teveel aan zwarte gal werd verondersteld neerslachtigheid, introversie en depressies te veroorzaken, vandaar de term ‘zwartgalligheid’. Die zwarte gal is zichtbaar aanwezig in alle schilderijen: de zwarte kleur contrasteert telkens met het felle chirurgische groen, de zwarte gal wordt volgens de oude methoden met bloedzuigers of aderlatingen afgetapt, een uit een rots gehouwen ziekenhuis dobbert in een zwarte zee. De portretten en settings zijn realistisch geschilderd met sterke, strakke penseeltrekken. Felix werkte op klein formaat (20 x 40 cm) en plaatste zuivere, krachtige vlakken als blikvanger.
Omdat hij jarenlang hoofdzakelijk als illustrator en striptekenaar werkte, is het schilderen met olieverf voor hem een zoektocht die nieuwe mogelijkheden schept. Felix combineert graag verschillende technieken en experimenteert met de digitale mogelijkheden. ‘De wraak van Hopfrgog’ is een aquarel die hij maakte voor een theaterproductie naar de kortverhalen van E.A. Poe, een auteur met een grote dosis zwaarmoedigheid en morbiditeit. De aquarel is geschilderd in grijstinten met als enige kleuraccent het rode sjaaltje om de hals van de schrijver. Het zeelandschap, de reling, de eenzame vogel en de barse blik van het personage geven het sfeerbeeld een ietwat lugubere aanblik . Het werk doet denken aan de Oostendse schilder Leon Spilliaert, bekend om zijn ongebruikelijke lichtinval en bijna vervormend perspectief. ‘Het is mede dank zij Spilliaert dat ik de aquarelkunst ben gaan appreciëren’, aldus Felix. ‘De doorsnee felle aquarellen zijn mij te klassiek. Ik houd van de subtiele schakeringen, van kleuren die je in veel lagen over elkaar kan leggen terwijl het geheel toch transparant blijft.’ Tegen de regels van de pure aquarel in, gebruikt Felix graag zwart en wit in de aquarel.  Met Oost-Indische inkt kunnen diepere tonen verkregen worden en het dekwit zorgt voor contrast. Felix schildert hiervoor niet op aquarelpapier maar op gravurepapier dat een andere zuigkracht heeft.
De huidige computermogelijkheden zijn volgens hem niet minderwaardig aan de handmatige technieken. Soms kleurt Felix een potloodtekening digitaal in omdat zo de schetslijn  niet overschilderd wordt. De computer is ook handig in de ontwerpfase om de verschillende beeldelementen te verschuiven op zoek naar de juiste compositie. Een nadeel van het digitale proces is dat het eindresultaat -een digitale print- toch wat tactiele kwaliteit mist. Daarom werkt hij de laatste tijd graag met ambachtelijke druktechnieken. Zijn recentste affiches zijn met de hand getekend maar op de pc bewerkt en samengesteld. Ze worden in drie kleuren gezeefdrukt zodat het een mooie versmelting wordt van digitaal en handmatig.
'Voor CinéMar - een Oostends filmfestival met de focus op niet-westerse cinema - ontwierp hij de affiche en ook voor een theaterbewerking van de Decamerone. Voor die afbeelding werd alleen zwart, wit en rood gebruikt en inhoudelijk herkennen we er de elementen pest,  dood en  erotiek in. De affiches uit de Art Deco-periode spreken hem aan omdat de techniek toen nog beperkt was en er met weinig kleuren werd gewerkt. Het boeit hem om terug te keren naar de basis van bepaalde technieken en alles op te lossen binnen die beperkingen met als eindresultaat een krachtig beeld. Zo wordt hij ook geïnspireerd door illustratoren uit het begin van de 20ste eeuw. Het Duits satirisch weekblad Simplicissimus dat verscheen rond de Eerste Wereldoorlog bracht een heel inspirerende tekenstijl en in het begin een militair-kritische houding. Die oude tekenstijl combineert Felix  graag met hedendaagse thema’s.
In de komende tijd wil hij zich graag nog meer toeleggen op portret en karikatuur. Dat overdrijven van kenmerkende trekken kan subtiel gebeuren, zoals bij  Lucian Freud die weliswaar realistisch werkt maar toch ook met een toets van het karikaturale. ‘Bij realistisch tekenen is het nodig om er een draai aan te geven zodat het geen letterlijk kopiëren wordt. Ik tast graag die schemerzone af, zoek in een gezicht uit hoe ver ik kan gaan en dan is het leuk om heel even over de grens te gaan. Diezelfde liefde voor het groteske vind je ook bij Ensor, die een van mijn inspiratiebronnen is, naast Chaim Soutine met zijn met zijn brute toets en dramatische vervorming van de realiteit.
In 2010 won Stijn Felix de Knack Focus Stripstrijd met de strip Tunguska in een samenwerking met scenarist Dieter Rogiers. Tunguska was een  filmisch beeldverhaal in krachtige krijttekeningen over een mysterieuze ontploffing in Rusland anno 1908. De vier pagina’s beeldverhaal die zij instuurden behaalden een gouden medaille en er volgde een contract om een jaargang lang één strippagina per week te publiceren in Focus Knack.



Bruni Mortier

dinsdag 17 september 2013

Eenzaamheid, meditatie en contemplatie in de werken van Mathieu Weemaels






Schilder Mathieu Weemaels woont in het hartje van Brussel en heeft zijn atelier op een ruime zolderverdieping. Hier overheersen de tinten die in zijn pastels en olieverfwerken terug te vinden zijn: grijstinten, gebroken wit,  leikleur en oudroze. Gedempte kleuren die zachtheid en broosheid suggereren.
Weemaels is begonnen als pastelschilder en heeft zich meer dan vijftien jaar toegelegd op textuur, mengtechnieken en lijnvoering. Zijn werk is intimistisch en het accent ligt op de stilte en de schoonheid van de dingen. Omdat hij in de handel niet altijd de gewenste kleurtonen vindt, maakt Weemaels zijn pastelkleuren zelf door pigment, krijt, caoline, talk, water en olie samen te persen tot een staafje. De verhoudingen tussen het pigment, kalk en gom maken het pastel zachter of harder. De kwaliteit is beter dan die van de industriële pastels en ze zijn ‘genereuzer’ , geven meer pigment af op het blad. In zijn ladekasten liggen honderden krijtjes per kleur gerangschikt in alle nuances en variëteiten.
Weemaels werkt  niet met voorbedachten rade. Wat hij maakt, is het resultaat van zijn dagelijks engagement met tekenen en schilderen. ‘In zekere zin ben ik de observator van mijn eigen bezigheid en soms begrijp ik zelf pas achteraf waarom ik iets deed.’ Door de jaren heen hebben zich bepaalde thema’s aan hem opgedrongen. Zijn eerste werken zijn ontstaan in de intimiteit van zijn atelier en stellen eenvoudige dagelijkse voorwerpen voor die er stonden of die hij bij elkaar zette om een sfeer te creëren: kaarsen, een mantel opgehangen aan een spijker, lappen stof of enkele tafeltjes …  De voorwerpen zelf zijn niet het doel maar het middel om een stemming te suggereren die doorgaans rust en vredigheid ademt. Hij houdt vooral van het Belgische licht dat door het diffuse een mysterieuze, nostalgische sfeer oproept.
In het begin schilderde Weemaels vooral stillevens met jassen, vazen of gedroogde bloemen tegen de achtergrond van een spiegel. Nadat hij op een tentoonstelling in Londen de werken van Lucian Freud van nabij zag, besefte hij dat met het schilderen van naakte lichamen een andere expressie aan een werk kan gegeven worden.
Hij begon aan een reeks met de titel ‘Gewichtloosheid’ en liet bij het schilderen de contouren van het lichaam weg waardoor hij een illusie van lichtheid en luchtigheid wilde oproepen.  Het lichaam zweeft als het ware in een ruimte, zoals de putti die in de Italiaanse renaissance in de lucht hingen. ‘Terwijl de naakten van Lucian Freud realistisch en sterk  geschilderd zijn, wil ik vooral modellen afbeelden die in gedachten verzonken zijn en wegdromen alsof ze zich in een andere realiteit bevinden. Het gaat me niet alleen om het lichaam maar vooral om het innerlijke.’
Net als de door hem bewonderde Engelse schilder Francis Bacon, werkt Weemaels ook graag met triptieken. De drie delen zijn entiteiten die toch naar inhoud en vorm bij elkaar passen en een geheel vormen. De triptiekvorm biedt een bijkomende dimensie en zorgt voor en bizar effect.
Een andere kunstenaar die hij bewondert is de introverte schilder Pierre Bonnard die veel naaktportretten maakte van zijn vrouw en zelfportretten kijkend in de badkamerspiegel. De vrouw wordt ook vaak naakt in de badkamer afgebeeld. Weemaels schildert een deel van de badkuip in tinten van vlekkerig grijs en grijswit met een vage suggestie van badkraan en afvoer. Weer gaat het hem hier om sfeerschepping en intimiteit.
Naast pastel legt Weemaels zich ook toe op olieverfschilderen. Een techniek met andere uitdagingen en exploratiemogelijkheden zoals het gebruik van meer textuur. Om landschappen te schilderen begeeft hij zich bij voorkeur in de natuur, soms worden foto’s gebruikt. Hier werkt hij abstraherend met weglating van veel details zodat de essentie overblijft. De titel van het doek ‘Just green’ geeft bijvoorbeeld weer dat alleen de groene kleur domineert. Rothko is niet ver weg. In de meer precieze landschappen zal telkens het geometrische element aanwezig zijn in de compositie. Het is de geometrie die rust in het werk brengt en mogelijkheden openlaat voor de toeschouwer om erin te zien wat hij wil zien.  Weemaels wil voortdurend het  spanningsveld  aftasten tussen abstraheren en representeren. 
Bruni Mortier

vrijdag 30 augustus 2013

Lenteworkshop in het Centraal Station




Het Centraal Sation in Antwerpen, dat tot de mooiste stationsgebouwen van de wereld behoort, mocht dank zij Gerda Mentens en haar man de locatie zijn waar onze AIB-schilders  een dag lang konden neerstrijken. En dat deden ze ook. Met meer dan veertig plantten ze hun ezels of tafeltjes neer aan de perrons, de aankomsthal of beneden in de vernieuwde ruimtes. Voor ieder was er wel iets dat hem of haar zinde : de drukte van de reizigers, een stille bedelaar op een bankje, de imposante zuilen met gouden uurwerk en guirlandes, een flashmob van taichi-dansers of het in-en uitlopen van klanten in het levendige stationscafé. Aan inspiratie geen gebrek.
Voor mij een mooie gelegenheid om een praatje te maken met oude en nieuwe leden. Voor Tine Baerts die sinds vorig jaar lid is, was het haar tweede workshop met AIB. Zij is jarenlang leerkracht tekenen geweest en is graficus van opleiding. Maar nu wil ze de nieuwe wegen van de aquarel exploreren en waar kan dat beter dan bij ons, durven we in alle bescheidenheid opwerpen? Met nog maar twee jaar ervaring waagt ze zich nu aan het licht en de lucht die doorheen de ramen van de overkapping valt.
De meer ervaren Ludo Van den Heuvel zit aan het begin van de perrons en schildert met zekere hand in een kleurrijk palet de aankomende en vertrekkende reizigers. Snelle schetsen helpen hem om houdingen te typeren en het kantwerk van het gebouw wil hij vereenvoudigen. ’s Avonds in de bespreking krijgt deze aquarel als commentaar dat hij de zomer in het station heeft binnengehaald met zijn stralende, felle kleuren.
Arlette Bories, die door omstandigheden lang niet heeft geaquarelleerd wil met viltstift enkele snelle schetsen maken. Ik kreeg het gevoel dat ‘onze Antwerpenaren’ er allemaal wilden bijzijn, nu ‘hun’ station de loctaie was. Ook Marie-Claire kwam haar steun betuigen met haar sappige verhalen en haar stralende lach. Een jonge AIB’ster is Roumy Bakalova. Zij wil in haar werk diepte en perspectief brengen van de aankomende mensen. Een moeilijk onderwerp voor haar omdat ze geen buitenschilder is maar de drukte en de bewegingen van de mensen vindt ze fascinerend. “Mensen passeren snel en het vraagt oefening om de houdingen in je hoofd op te nemen. Ik wil met een paar lijntjes aangeven of het een man of een vrouw is, oud of jong.”, aldus Roumy.
Het groepje van Rita , Betty, Mieke, Marleen en Erna krijgt bezoek van enkele enthousiaste Aziatische meisjes die er een ware fotoshoot van maken. Ze nemen Rita haar penseel uit handen en poseren alsof zij de schilders zijn, tot groot jolijt van de anderen. Erna heeft zich een bijzondere opgave gesteld: in haar aquarel wil ze sporen nalaten van het Antwerps dialect en met een hamer en kleine ijzeren staafjes klopt ze een voor een typische uitdrukkingen in haar blad. In de holtes van de reliëfletters moet achteraf het pigment terechtkomen. Benieuwd hoe dat er straks zal uitzien!
Emiel Van Tongeren is een onregelmatige workshopklant. Hij werkt veel met acryl omdat die techniek fellere kleuren toelaat. Nu probeert hij een soortgelijk resultaat in aquarel te verkrijgen en in de bespreking zal achteraf blijken dat hij er goed in geslaagd is. Het overwegend grijze gebouw heeft felle rode en gele kleurbanen gekregen. Er zit veel perspectief in en een afwisseling tussen de parallelle lijnen en bogen. Een van onze architecten Dominique Reintjens laat het gebouw op hem inwerken en deinst niet terug voor de moeilijke klus. Ook hem fascineren de kleurencombinaties.
Beneden in de hal tref ik Trix en Catherine De Ryck aan, zusterlijk naast elkaar op een bankje. Ze zullen er de hele dag doorbrengen, met veel geduld werkend aan de lijnen, ornamenten en trappen van het gebouw. Catherine krijgt als jongste lid ’s avonds applaus voor haar prestatie maar toch ook de wenk om het figuratieve los te laten en minder te laten zien hoe goed ze kan tekenen. Martine en Eliane hebben een plek uitgekozen waar zij van bovenaf neerkijken op de inkomhal en waar zij in grijzen en blauwen mooi de sfeer van de statige hal weergeven. In het stationscafé zitten Sonja Engelen en Remi Geens te werken. Het is er druk en er hangt die typische sfeer: hoge plafonds, stemmen en keukengeluiden die weergalmen, een penetrante geur van koolsoep …. Het werk van Remi getuigt van een sterke compositie met een doorbraak van perspectivisch beeld naar de figuren toe.
De man die ik in de loop van de dag niet kan terugvinden is Xavier. Hij is ‘gesignaleerd’ in de omgeving van het station, dus ik ben er gerust in dat er ’s avonds iets moois op de tafel zal liggen. En dat is ook zo. Als laatste werk bij de bespreking komt zijn zicht op het gebouw, met een rijtje Antwerpse stadsfietsen links op het blad. Alleen maar lof voor deze ‘bouquet final’ van de avond.

De bespreking wordt gedaan door Gerda Mentens en haar collega Liesbeth Nauwelaerts. Als haringen in een tonnetje – aldus Joost – luisteren alle aanwezigen gespannen naar de opbouwende commentaar. Enkele tips:
-          Sterke accenten leggen om de grijswaarden te doorbreken.
-          Een groot formaat biedt meer mogelijkheden en geeft een werk ruimte om te ademen.
-          Bij fout perspectief: letten op de ooghoogte en de voethoogte. De ooghoogte moet dezelfde zijn, de voethoogte moet veranderen.
-          Als je op een perron staat, kan je niet boven op een trein kijken.
-          Wie sfeer kan scheppen, maakt een goed werk.
-          Iemand die heel goed kan tekenen, moet dat tekenen loslaten . Dan pas ga je schilderen. Vertrouw erop en leer in vlakken te zien.
-          Er moet eenheid in een werk zitten. Geen vlakken die niet samenhangen. De elementen mogen niet te los aan elkaar hangen.
-          Angst is een slechte raadgever.
-          Wie een fout maakt, moet die zo groot maken dat ze niet meer opvalt.
-          Bij aquarel vind je weinig echte coloristen. Durf te experimenteren met kleur! Laat kleurvlakken overlappen.
-          Als je denkt aan stoppen, is het al te laat. Neem afstand van je werk, loop eens rond en bekijk het opnieuw.

Er is weer een mooie workshop achter de rug. Wanneer je een dag doorbrengt op een plek waar je normaal snel in en uit loopt, zie je welk een  verscheidenheid aan mensen daar passeert en hoezeer mensen anders reageren op wat ze zien. Maar vooral hoe onze schilders de dingen op zo’n dag totaal anders bekijken, de ene illustratief, de ander poëtisch of zelfs surrealistisch.
En iedere keer overvalt me weer een groot gevoel van dankbaarheid om al die schilders te mogen kennen en deel te mogen uitmaken van die grote aquarelfamilie.

Bruni Mortier

donderdag 29 augustus 2013

Modelschilderen in het Blauwhof







Het Blauwhof in Kessel was begin mei eens te meer de ideale plek om met enkele enthousiaste mensen  drie dagen te tekenen en te schilderen. Op initiatief van Chris Deltour konden een tiental schilders zich inschrijven voor deze reeks ‘vrij atelier’. Lessen werden er immers niet gegeven. De deelnemers waren – de ene wat meer dan de andere – ervaren tekenaars die elkaar soms om advies of commentaar vroegen maar ieder werkte op zijn manier en probeerde zo goed mogelijk de houdingen van de verschillende modellen op het blad te krijgen.
De eerste dag werd er vooral geoefend op korte houdingen. Een Algerijnse danseres in een los kleed nam telkens andere, soepele poses aan zodat de schilders lijnen en vlekken konden neerzetten die de essentie weergaven. Er waren poses van een half uur maar sommige duurden slechts enkele minuten. Dan komt het erop aan de lijnen van de houding direct op het blad te krijgen. Sommigen maken eerst vlekjes en zetten dan de lijnen erin, of omgekeerd. Allerlei technieken werden uitgeprobeerd: potlood, aquarel, pastel en stift werden door elkaar gebruikt. Chris, de organisatrice, merkte op dat er zich een interne kruisbestuiving voordeed. Wat meeviel bij de ene, wilde een ander ook uitproberen. De korte houdingen waarop de eerste dag vooral geoefend werd, waren ideaal voor de schilderhand om los te komen.
De tweede dag zagen de resultaten er veel beter uit. De schilders hebben de lijnen dan al wat in de hand en het is makkelijker om los te komen. Het model van die dag was gekleed in laagjes en droeg losse sjaals waarmee gewerkt werd. Mia Koeneman zette op één blad verschillende houdingen neer en fantaseerde met technieken en vormen. Voor de meer realistische schilders als Tejo was het moeilijk om de tekentechniek te laten varen en na enkele minuten weer met een nieuwe pose te moeten werken. Het ging erom details te laten vallen en niet te veel op het blad te willen zetten.
“Wie een hoofdje er te precies wil opzetten, gaat soms te prutserig werken. Zo’n hoofd mag best wegvallen.”, aldus Chris. Maar na een dag oefenen, stonden de lijnen meestal losser op het blad en durfden de schilders meer experimenteren. Voor Pascal Cottenier, architect van opleiding, bestond een vrouwenfiguur uit driehoekige vlakken. Hij probeerde eerst vlekken te zetten en een vage vorm te suggereren. Hij vond het belangrijk om bij de opbouw te beginnen met korte lijnen zodat de hand loskomt. Pascal, die vijftig jaar geleden in avondlessen geleerd had naar levend model te schetsen, vond dat je er snel terug in zat en had geen probleem met het tekenen van figuren.
De derde dag werd er gewerkt met een model dat aan de Schiele-meisjes deed denken met haar hoekige vormen en interessante beenderstructuur. Remi Geens had vroeger veel aan modeltekenen gedaan op de klassieke manier. In de academie van die tijd – bijna vijftig jaar geleden – moest er veel gemeten worden en met hulplijntjes gewerkt. Nu bestond de opgave er voor hem vooral in het ritmische in te tekening te krijgen. “Daar zijn verschillende methodes voor. Ik noem dat triangulatie, werken met driehoekjes, telkens doordenken en heel veel oefenen. Het moet constructief goed in elkaar zitten. Bij een figuur heb je afstand en volume en het moet ruimtelijk correct zijn. ”, aldus Remi.
Op de tafel in het atelier van het Blauwhof had Jef Creemers een tekst klaar gelegd over meester-schilder Sam Dillemans die met zijn schrijversportretten de aandacht van de media had getrokken. In dat interview las ik de volgende passage : “Ik durf gerust te beweren dat de tekenkunst de basis van alle beeldende kunst is. Je hebt natuurlijk ook intuïtie nodig in de kunst, maar als je het tekenen beheerst, is de kans veel groter dat je intuïtie juist zit. (…) Het woord academisch heeft tegenwoordig een pejoratieve betekenis gekregen. ’t Is alsof het een artistieke handicap is en in ieder geval volslagen passé. Voor mij is het in geen enkel opzicht een ouderwets begrip : het is van alle tijden en dus ook van nu.”

Een mooie samenvatting van het belang van goed tekenen en kijken, dat ook in deze boeiende workshop aan bod kwam.

Bruni Mortier